In het hart van een universiteitscampus bevond een jonge vrouw zich verstrikt in een web van verlangen en bedrog. Ze had al enige tijd verkering met een vent, maar de vonk was weggeëbd, waardoor ze verlangde naar een smaak van een aanraking van een andere man. Zoals het lot het zou hebben, had haar vriend een vriend, een vent met de reputatie meer te zijn dan alleen een vriend. Ze overtuigde haar vriend om haar aan hem voor te stellen, in de hoop haar vleselijke verlangens te bevredigen. Op het moment dat ze hem in de gaten hield, wist ze dat hij degene was die haar verlangens zou vervullen. Ze verspilde geen tijd in het uit elkaar halen van haar vriend, haar ogen verlieten zijn vriend nooit. De twee trokken zich snel terug in een privékamer, verstrengeld in een gepassioneerde dans. Terwijl de vriend haar uitkleedde, keek haar vriend vanaf de zijlijn toe, een mix van schrik en opwinding geëtst op zijn gezicht. De vriend claimde haar, zijn elke aanraking die golven van genot door haar aderen stuurde. Dit was een spel van verboden fruit, een voorproefje van het verbodene, een bewijs van het universiteitsleven wildste genoegens.